Geluk is … heel gewoon

Geluk is … heel gewoon

Ik zit aan de eettafel voor mijn laptop, mijn volledige aandacht gericht op het scherm. Ik bevind me in een soort trance. Alle gevoel voor tijd en ruimte, honger, dorst of zelfs een hond die dringend uitgelaten moet worden, is verdwenen. Niets dringt tot mijn bewustzijn door.

Er is mijn computer en er zijn de woorden in mijn hoofd. Er is het verhaal met een eigen ziel en een eigen wil, die sterker is dan de mijne. Zelfstandig bepaalt het welke richting het uit gaat (*).

De zinnen rijgen zich aaneen op het scherm. Nieuwsgierig vraag ik me af waar ze me deze keer heen zullen voeren.

Een zacht kloppend geluid. Ik merk het niet op. Het kloppen wordt luider. En nog een beetje luider, en luider…
Tot het moment dat mijn bewustzijn, gedwongen door de omstandigheden en met duidelijke tegenzin, terug op aarde neerploft. Boem!

Boem! Boem!
Op de ruit van de living.

Ik kijk op en zie drie paar ogen die mij aanstaren.
Drie paar ogen in drie gezichtjes, die maar net boven de onderkant van het raam uitkomen. Ze turen naar binnen. Wanneer de kleuters – 2 jongetjes en een meisje – beseffen dat ik hen eindelijk opmerk, lichten hun gezichtjes op.

Weg is mijn trance. Weg de concentratie.
Ik realiseer me dat ik me heb laten afleiden. Sinds het schrijven van mijn blogpost over aandacht als een onmisbare vaardigheid, weet ik hoe kostbaar tijd en aandacht zijn. Sindsdien probeer ik zelf veel bewuster te kiezen aan wie en wat ik mijn aandacht schenk.

Maar kostbaar of niet, de kleutertjes van onze straat; die gun ik het graag. En dat weten ze.
Ik open de deur. Alle drie kijken ze me glunderend aan. Ik vraag me af met welk smoesje ze deze keer bij me komen aankloppen.

Lang hoef ik m’n hoofd daar niet over te breken.
Het meisje zegt dat het ene jongetje gevallen is. Trots laat het jongetje zijn geschaafde been en knie zien.
Ik trek een ernstig gezicht, zoals dat hoort bij een ernstige situatie als deze: “Oei. Is jouw mama niet thuis? Dan kan ze je schaafwonden verzorgen.”
“Jawel, maar ik wil dat jij dat doet.”, verkondigt hij met een grijns.

Aha! Ziehier het smoesje van de dag.

“Euhm… OK. Wacht even. Dan pak ik wat spulletjes om te ontsmetten en zo. Ik kom er zo aan.”

De drie kleuters en ikzelf, gewapend met mijn eerste hulp kit, begeven ons naar het bankje tegenover mijn huis. Omzichtig en met gepaste eerbied voor kind, been en wonden, begin ik de schaafwondjes te verzorgen: “Nee, wat ik er nu op ga spuiten pikt écht niet.”
Ik knip twee hele grote pleisters af: 1 voor op het beentje en 1 voor op de knie.
Of hij eerst even zijn knie wil buigen, voor ik hem erop plak. “Ja, zo is goed.”
Ik vraag of hij tevreden is met het resultaat. Hij knikt enthousiast: “Ja!”

The foolish man seeks happiness in the distance,
the wise grows it under his feet.

(James Oppenheim)

Dan tikt het andere jongetje op mijn schouder. Ik draai me om en zie dat hij zijn duimpje omhoog houdt. Ik bestudeer de duim in kwestie, maar, behalve dat hij piepklein is, valt me niets speciaals op.

Met een zorgelijke blik in de ogen verklaart jongetje 2 dat ook hij gewond is. Aan zijn duim, dus. Ik zet mijn leesbril op. Na enig turen bemerk ik zowaar een piepklein krasje in de holte tussen duim en handpalm. Een snel, oordeelkundig onderzoek brengt me tot de inschatting dat het nauwelijks levensbedreigend is. Toch vraag ik of hij wil dat ik ook zíjn ‘wond’ verzorg. Ja, dat wil hij. En dus verzorg ik ook het tweede jongetje met veel egards.

Dit keer wordt het, gezien de plaats van de wond, noodgedwongen een klein pleistertje. Ik leg hem uit waarom een grote pleister niet lukt. Dat vindt hij geen probleem. En even later staat ook hij van trots te glimmen om zijn pleister.

Ik vraag of er nóg gewonden zijn, en richt me daarbij tot het meisje.
Nee, zij heeft niks.

Mijn taak voor vandaag zit erop en ik zeg hen dat ik terug naar binnen ga.

“OK. Doei!” (dit woordje hebben ze ondertussen al van mij – ex-Hollander – overgenomen.)

“Doei!”

Glimlachend pak ik mijn spulletjes weer bij elkaar.


Foot note:
(*) Ik bedoel hiermee: Wanneer ik begin te schrijven, dan weet ik eigenlijk nooit waar de tekst naartoe zal gaan. De feiten zijn waar gebeurd, maar toch ontvouwt het verhaal zich terwijl ik typ en is het ook voor mij altijd weer een verrassing waar ik bij uitkom. (Nadien moet ik dan meestal wel nog structuur vinden/aanbrengen in het geheel). Voor wat betreft deze specifieke blogpost was er vrij weinig speelruimte want het is in feite een vertelling van wat er een paar dagen geleden gebeurde.

P.S. Over de foto met het fietsje aan mijn voordeur.
Die foto heb ik een dag later genomen. Toen ik terugkwam van een bezoekje aan het postkantoor, stond dat fietsje daar zo vlak voor mijn deur. Het is het fietsje van kleuter nummer 1 met de schaafwonden.
Voor mij zei het zoveel als: “I was here. Beware. I’ll be back!”
Op dat moment heb ik met mijn gsm deze foto genomen.

Join the discussion

Ellen in Wanderland